naar hoofdpagina


Voor achtergrondartikel, klik op kop.

31.7.15

Betere mensen

Over gezondheid als keuze en koopwaar

Trudy Dehue

2014

recensie van Mira de Vries

Wie het boek begint maar niet uitleest zou de indruk kunnen krijgen dat Dehue was ingehuurd door farmaceuten als excuus-Truus voor de wetenschap. Eigenlijk is wetenschap niet wat wij denken, stelt zij. Het geeft niet alleen de werkelijkheid weer, maar bepaalt die ook mee. Dat is legitiem, stelt zij verder, omdat in alle vormen van wetenschap maken wetenschappers onderling afspraken, bijvoorbeeld over definities.

De DSM, de internationaal erkende catalogus van zogenaamde psychiatrische aandoeningen, zou volgens haar deels legitiem kunnen worden beschouwd ook al bestaan die aandoeningen niet echt. ‛De hele DSM is eigenlijk een uitgebreid hedendaags etiquetteboek of een handleiding voor goed burgerschap.’

De in de DSM omschreven normen worden steeds dwingender opgelegd. In de jaren zestig zou niemand hebben gevonden dat Bob Dylan gestoord is, want niemand verwachtte dat hij normaal zou doen. Tegenwoordig zijn we minder tolerant. Zo’n vermeende afwijking wordt door artsen en onderzoekers zowel als het algemene publiek gereïficeerd. Dat betekent dat het wordt gezien als iets, een ding dat een eigen bestaan heeft binnen de mens, zoals een ziektekiem. Vervolgens gaan onderzoekers met allerlei ingewikkelde technologische apparaten ernaar op zoek. Hoewel ze het ding nooit vinden omdat het niet bestaat, brengen farmaceuten wel pillen ertegen op de markt.

Zij illustreert haar stelling met een voorbeeld, ADHD. De stof die daartegen effectief zou zijn is een oude bekende uit de drugsscene van de jaren zestig: amfetamine. Om de pillen goedgekeurd te krijgen maken farmaceuten gebruik van onder andere onderzoek dat volkomen zinloos is, om niet te spreken van onuitspreekbaar wreed, met betekenisloze zo niet gemanipuleerde bevindingen. Mocht de overheid niet onder de indruk zijn, worden (nep)patiëntenorganisaties en lobbyisten ingezet. De markt wordt lekker gemaakt onder andere door op slinkse manier verboden zowel als valse reclame te verspreiden. Toch distantieert Dehue zich uitdrukkelijk van de term ‛fraude’ want er wordt geen wet overtreden volgens haar. Blijkbaar definieert zij fraude als iets waar de overheid zich tegen verzet. Terecht wijst Dehue erop dat er consumenten zijn die de misleidende boodschap dankbaar in ontvangst nemen.

Niet terecht is haar eenzijdige wijziging van het begrip wetenschap. Waarom zegt ze niet gewoon waar het op staat? Artsen, biologen, chemici en andere onderzoekers in dienst van de farmaceuten zijn geen wetenschappers. Wellicht staat het woord ‛wetenschap’ in hun functieomschrijving, maar gezien zo’n werk- of ondernemer de belangen van de werk- of opdrachtgever dient, kan er van wetenschap geen sprake zijn. De draai die Dehue geeft aan het begrip wetenschap wordt niet algemeen aanvaard, ook niet door de farmaceuten zelf. De werkelijkheid is dat onderzoekers in de farmaceutisch industrie evenmin de wetenschap bedrijven als dat prostituees de liefde bedrijven.

Dehue heeft wel een verbetervoorstel. De wetenschap zou in conclaaf met niet-wetenschappers moeten gaan, ontvangen zowel als zenden, onderzoek mét mensen doen in plaats van alleen óver hen. Maar welk bestaansrecht heeft een wetenschap die met toegenomen gezag en inkomen kennis terug kaatst naar dezelfde mensen bij wie die kennis is vergaard? Daar hebben we geen wetenschappers voor nodig.

Het derde deel van het boek gaat over politiek. Zij bewondert de filosoof John Stuart Mill. Tegelijkertijd hekelt zij marktwerking in de zorg terwijl Mill een voorstander van vrije markten is. Bovendien geeft zij toe dat die marktwerking sowieso niet bestaat omdat er geen vrije keuze is voor het individu. Tevens hekelt zij het neoliberalisme, alsof de misleidende praktijken die zij omschrijft zich niet precies zo ontwikkelde onder het socialisme.

Ondanks dat Mill bekent is om zijn vurige betoog voor de vrijheid, refereert Dehue nergens in haar boek aan de grootschalige vrijheidsberoving waarvoor de overheid, farmaceuten, diagnostici en DSM de handen ineenslaan. Door zich te richten op de amfetamines waarvoor naast een explosieve legale markt nog altijd een bloeiende illegale markt is, richt ze de aandacht weg van de neuroleptica (valselijk genaamd antipsychotica) die met dezelfde misleidende en onwetenschappelijke praktijken worden ontwikkeld maar niemand ooit vrijwillig tot zich neemt.

Dehue wil meer overheidsregulering, ‛veel meer dan momenteel het geval is’. Overheidsregulering pakt vrijwel altijd averechts uit. Wat hebben we aan nog meer falende overheidsregulering?

Mijn kritiek is overigens voor gevorderden. Het boek is zeer aanbevelenswaardig voor al dan niet getitelde mensen die nog altijd geloven in de psychiatrie-fee met haar formularium van toveroplossingen voor complexe maatschappelijke problemen.

Hier volgt een wenk voor mevrouw Dehue: Om de lezer eindeloos irritant geblader te besparen, zet a.u.b. in het vervolg de noten ouderwets aan de voet van de pagina in plaats van achter in het boek.

26.7.15

Hoogleraar gezondheidsrecht Johan Legemaate pleit ervoor om het tuchtrecht te moderniseren.

Schaf het tuchtrecht af. Artsen dienen berecht te worden in dezelfde rechtbanken als andere burgers.

Blogarchief