naar hoofdpagina


Voor achtergrondartikel, klik op kop.

8.5.16

Pijnlijke Verrijking

2012

Recensie van Mira de Vries

 
Feit of fictie?

Dit boek behoort tot het genre ‛gesprekken tussen psychotherapeut en patiënt’. Er zijn twee versies van dit genre: vanuit de invalshoek van de patiënt en vanuit de invalshoek van de therapeut. In de eerste versie gaat het altijd duidelijk om fictie. De Amerikaanse romanschrijver Philip Roth (door ons beslist niet aanbevolen) maakte er in 1969 furore mee. Op de Engelstalige editie van deze site staat een recensie van nog een voorbeeld. In de tweede versie waar dít boek toe behoort, wordt gesteld dat het om werkelijkheid gaat. Freud en vele andere beroemde therapeuten waren er bekend om. Op de Engelstalige editie van onze site hebben we ook een recensie van een voorbeeld van deze versie.

Wat zegt Jacobs erover in zijn boek? Hebben soortgelijke gesprekken in werkelijkheid plaatsgevonden of alleen in zijn fantasie?

De achterkant van de titelpagina bevat geen verklaring -- zoals bij romans wel eens gebruikelijk is -- dat alle personages die in het verhaal voorkomen louter ontsproten zijn aan de verbeelding van de auteur. De NUR code wordt aangegeven als 600. Dit betekent Non-fictie. Overigens wanneer het Centrale Boekhuis een ISBN toekent vraagt het wel de NUR-code maar controleert niet of het klopt.

Er gebeurt in dit boek dat stelt geen fictie te zijn iets raars. Het verhaal gaat over de psychiater Samuel Rubinstein. Ook de inleiding en naschrift zijn met die naam ondertekend. Een pseudoniem is het niet, die wordt slechts gebezigd wanneer de auteur hoopt onbekend te blijven. Dat is hier niet het geval. De naam van Jacobs pronkt op de voor- en achterkaft. Bovendien zijn aan het begin het voorwoord en aan het eind het dankwoord ondertekend met ‛Fedia Jacobs’. Jacobs is volgens de achterkaft psychiater. Het BIG-register bevestigt dit en geeft voor hem als nevenspecialisme aan psychotherapie. Rubinstein komt in het BIG-register niet voor.

Mensen met afschuwelijke ervaringen zoals in dit boek omschreven bestaan natuurlijk echt. We hoeven geen geneeskunde te studeren om dat te weten. Maar hebben de gesprekken min of meer zoals ze in het boek verschijnen plaats gevonden, en zo ja, waren die personen daarmee geholpen? Dat Jacobs de verhalen laat plaatsvinden met een fictieve psychiater lijkt een waarschuwing dat we ze met een korreltje zout moeten nemen. Het had er wat duidelijker mogen staan.

Een waarschuwing die er eveneens bij had gemogen is dat niet iedere psychiater tevens psychotherapeut is. De meeste psychiaters hebben niets met psychotherapie te maken. Het brede publiek verwardt deze twee beroepen nogal eens. Fictieve representaties van psychiaters zoals de overigens soms scherpe strip Sigmund in de Volkskrant dragen bij aan deze verwarring. Het is wrang wanneer iemand zich laat verleiden zich te onderwerpen aan de psychiatrie verwachtende te worden geholpen met een luisterend oor, terwijl psychiaters alleen (nep)diagnoses verzinnen en (gif)recepten schrijven, om niet te spreken over het inzetten van dwang.

Twee schuingedrukte regels op de achterkaft roepen nog meer vragen op: ‛Fedia Jacobs werkt ... als psychiater ... voor het Sinai Centrum. Hierbij richt hij zich met name op nabestaanden van oorlogsgeweld.

Ten eerste, werkt hij als psychiater of als psychotherapeut? Of doet hij allebei, dus hij vergezelt zijn praatjes met pillen en prikken?

Ten tweede is het niet verbazingwekkend dat zijn clientèle bestaat uit ‛nabestaanden van oorlogsgeweld’ (we begrijpen wat wordt bedoeld al is de grammaticale constructie fout) gezien het Sinai Centrum in beginsel is opgericht voor Joodse mensen. Het vervangt het Apeldoornse Bos dat door de nazis is leeg gehaald. De cliënten in zover ze tot de primaire doelgroep behoren hebben allemáál ‛De Oorlog’ meegemaakt, of zijn kinderen of kleinkinderen van mensen die ‛De Oorlog’ hebben meegemaakt. Zoals hierboven al gesteld hoef je geen geneeskunde te studeren om te begrijpen dat de verschrikkingen een stempel op het gevoelsleven van de slachtoffers zullen hebben gezet, maar kan psychotherapie daar verbetering in brengen zoals Jacobs met dit boek suggereert? Is er een causaal verband tussen die oorlog en de problemen van hun kinderen en kleinkinderen, de zogenaamde tweede en derde generatie? Komen de nakomelingen statistisch gezien meer in aanraking met de GGZ dan mensen uit andere bevolkingsgroepen? En zo ja, zijn ze daarmee geholpen? Dat waren asielzoeker Alasam S. en velen anderen zoals hij in ieder geval niet. Is het geloofwaardig dat Joodse mensen veiliger zijn bij de GGZ dan niet-Joodse mensen? Of dat slachtoffers bij Jacobs veiliger zijn dan bij andere psychiaters?

Opmerkelijk detail is dat de fictieve Rubinstein zijn klanten op één oudere dame na tutoyeert terwijl andersom allemaal hém vousvoyeren. Wat vertelt dit ons over Jacobs?

Het boek is geïllustreerd door de echtgenote van Jacobs die verdienstelijk tekent.

Tot slot voor de liefhebber een link naar een recentelijk uitgezonden radio-interview met Jacobs.

Blogarchief